49,XXXXY syndroom is een geslachtsgebonden chromosoomafwijking die alleen bij jongens en mannen voorkomt. Gewoonlijk heeft een mens in totaal 46 chromosomen, waarvan twee geslachtschromosomen. Jongens hebben karyotype 46,XY. Meisjes hebben karyotype 46,XX.

Jongens en mannen met 49,XXXXY hebben naast een Y chromosoom vier X chromosomen. In dit geval zijn er dus drie X chromosomen teveel. Naast 49,XXXXY syndroom bestaat er ook 47,XXY en 48,XXXY syndroom.

49,XXXXY syndroom wordt soms een variant van Klinefelter syndroom (47,XXY) genoemd. Toch verschilt het in veel opzichten van Klinefelter. Hoe meer X chromosomen er aanwezig zijn, hoe meer symptomen en hoe heftiger het syndroom zich bij een jongen uit. Hiermee is 49,XXXXY syndroom dus de meest ernstige vorm van Klinefelter.

49,XXXXY syndroom komt maar weinig voor. Naar schatting betreft het één op de 85.000-100.000 jongens/mannen. Dit komt neer op 85-100 jongens/mannen in Nederland. De aandoening is daarom ook erg onbekend.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is 18528-1.jpg

Symptomen

Jongens met dit syndroom zijn vaak klein en tenger. De lage productie van het geslachtshormoon testosteron kan onder andere zorgen voor botontkalking, borstvorming en vermoeidheid. Er is altijd sprake van onvruchtbaarheid. Daarnaast kan er sprake zijn van (ernstige) leerproblemen, een laag IQ (gemiddeld 45 punten lager) en gedragsproblemen.

Andere symptomen die kunnen optreden zijn:

  • Uiterlijke kenmerken zoals lage neusbrug, de punt van de neus is vaak opgewipt, klein hoofd, rond gezicht, korte nek, de oren kunnen een andere vorm hebben en staan vaak wat lager op het hoofd, lage haargrens, epicanthus (een huidplooi van het bovenste ooglid bedekt de binnenhoek van het oog), ogen verder uit elkaar, schouders en borstkas zijn vaak smal, dunne armen en benen, prognathie (een vooruitstekende kaak) en een kleine kin.
  • Dysmaturiteit (te laag geboortegewicht).
  • Spraak- en taalproblemen.
  • Lage spierspanning (hypotonie) en verminderde kracht.
  • Motorische achterstand en coördinatieproblemen.
  • Problemen met de fijne motoriek. Trillende handen.
  • Onderontwikkelde geslachtsorganen (kleine penis, kleine balzak en niet ingedaalde balletjes).
  • Afwijkingen van het skelet; onder andere heupdysplasie (afwijking van het heupgewricht), knieschijfdislocatie (verschoven knieschijf), scoliose (zijwaartse kromming van de wervelkolom) en verdikking van het borstbeen (het borstbeen kan ook naar binnen of naar buiten toe gericht zijn).
  • Afwijkingen van de extremiteiten zoals clinodactylie (kromming van vingers of tenen), kleine handen en voeten, klompvoeten, x-benen en platvoeten. Het spaakbeen en de ellepijp kunnen aan elkaar vastgegroeid zijn (radio-ulnaire synostose).
  • Hypermobiliteit in de gewrichten.
  • Aangeboren hartafwijkingen.
  • Endocriene ziekten (o.a. diabetes mellitus, een tekort aan groeihormonen of schildklierproblemen).
  • Afwijkingen in de hersenen zoals onderontwikkeling van het corpus callosum (hersenbalk), het aanwezig blijven van een extra holte tussen de normale hersenholtes (cavum septum pellucidum), de aanwezigheid van meer witte stof en het vertraagd aangelegd zijn van het geleidingslaagje rondom de hersenen.
  • Nieraandoeningen zoals nierhypoplasie (kleine nieren).
  • Oogproblemen zoals scheelzien en bijziendheid. Een deel van de jongens heeft een bril nodig.
  • Hoge mate van luchtweginfecties bij baby’s en tijdens de vroege kinderjaren.
  • Astma.
  • Circulatieproblemen die leiden tot koude handen en voeten.
  • De eerste tanden komen pas laat (vaak na het eerste jaar) en ontwikkelen zich niet altijd goed. Op volwassen leeftijd kunnen er tanden missen. Ook is er vaak sprake van weinig glazuur en frequent gaatjes.
  • Psychische klachten zoals depressie, angststoornis, dwangmatig gedrag en een psychose.
  • Emotionele achterstand (op emotioneel gebied gedragen ze zich vaak jonger dan hun leeftijd).
  • Voedingsproblemen en reflux. Veel baby’s en kinderen hebben (tijdelijk) een sonde.
  • Veel kwijlen (door slapheid van de spieren rondom de mond).
  • Later zindelijk (meestal wel voor 6,5 jaar).
  • Grotere kans op oorontstekingen en slechthorendheid (als gevolg van vocht achter het trommelvlies).
  • Dyspraxie of apraxie (bewuste handelingen kunnen niet of niet goed meer worden uitgevoerd).
  • Schisis (hazenlip).
  • Obstipatie.
  • Normocytaire anemie (een vorm van bloedarmoede).
  • Sociale problemen (verlegenheid, sociale angst, sociale impulsiviteit, ongeduldig en neiging tot sociale afzondering).
  • Driftbuien.
  • ADHD en autisme.
  • Epilepsie.
  • Slaapproblemen.
  • Liesbruik of navelbreuk.  
  • Een tekort aan bepaalde antistoffen tegen infecties in het bloed.
  • Weinig lichaamsbeharing.
  • Spataderen en trombose.
  • Weinig libido.
  • Verhoogde kans op overgewicht.

Diagnose

49,XXXXY syndroom wordt soms al gediagnosticeerd tijdens de zwangerschap. Het kan ook later gediagnosticeerd worden door een klinisch geneticus die via een bloedtest de chromosomen (karyotype) van de patiënt onderzoekt. Soms worden jongens direct na de geboorte al gediagnosticeerd omdat er sprake is van fysieke afwijkingen. Anderen worden pas later in hun leven getest. Toch wordt 49,XXXXY syndroom vaak al op jonge leeftijd gediagnosticeerd bij een gemiddelde leeftijd van vier maanden oud. Deze vroege diagnose komt vooral door de uiterlijke kenmerken, de hypotonie (spierzwakte) en de aangeboren afwijkingen. Dit leidt vaak tot het aanvragen van vroegtijdige genetische testen door zorgverleners.

Oorzaak

49,XXXXY syndroom ontstaat door een fout in de celdeling in de eicellen van de moeder. Tijdens een normale celdeling delen de chromosomen zich en komt er één enkele X chromosoom in elke eicel terecht. Als chromosomen tijdens de celdeling niet goed delen, kan één eicel uiteindelijk alle X chromosomen behouden die normaal tijdens de celdeling in vier afzonderlijke eicellen zouden worden geplaatst. Als een eicel met vier X chromosomen vervolgens wordt bevrucht door een spermacel (met één Y chromosoom), zal de bevruchte eicel worden aangetast. Deze cel zal zich vervolgens weer delen en zo ontstaat 49,XXXXY syndroom.

De onderliggende reden voor deze fout in de celdeling is niet bekend. Er is niets wat een vrouw kan doen voor of tijdens de zwangerschap om 49,XXXXY syndroom te voorkomen.

Behandeling

Er is geen genezing mogelijk voor 49,XXXXY syndroom. De behandeling is afhankelijk van de symptomen. Een jongen is vaak onder behandeling van verschillende specialisten. Voorbeelden van specialisten zijn cardiologen, orthopedisten, fysiotherapeuten, logopedisten, orthopedagogen, oogartsen, neurologen en endocrinologen. Hoewel de levensverwachting normaal is, zullen patiënten met dit syndroom regelmatig artsen bezoeken. Het tekort aan het mannelijk hormoon testosteron kan door middel van hormoontherapie aangevuld worden. Dit gebeurt meestal in de babytijd tussen de drie maanden en een jaar, op zesjarige leeftijd, op achtjarige leeftijd en vervolgens nogmaals vlak voor de pubertijd (elf jaar). Na de pubertijd krijgt een jongen/man vaak levenslang testosteron. Dit kan in de vorm van injecties, capsules of gels. Het toedienen van testosteron kan zorgen voor meer spierkracht. Tevens kan het van positieve invloed zijn op de algehele ontwikkeling en de ontwikkeling van taal en spraak. Het aanvullen van testosteron vlak voor de pubertijd kan zorgen dat de pubertijd op gang geholpen wordt. De testosteron kan ook botontkalking voorkomen. Behandeling met testosteron zorgt er niet voor dat de patiënt weer vruchtbaar is.

De bronnen die voor dit overzicht gebruikt zijn, zijn terug te vinden op de pagina artikelen.